Doorschuiven deel 2
Het vervolg van de winnende inzending uit 2020.
Inspirerend 10 december 2021 6Wie schrijft een spannend verhaal? Deze oproep in ons zomernummer van vorig jaar zette heel wat schrijfliefhebbers in de regio aan om in de pen te klimmen. De winnende inzending was afkomstig van Corrie Venema (74) uit Laag-Keppel. Heeft u hier ook zo van genoten? Lees dan hier deel 2.
Het eerste deel leest u hier
Deel 2
Als de ziekenwagen vertrekt is het licht buiten. Jo sluit even haar ogen… Ze is doodmoe.
Gedurende de nacht bleef ze overeind op adrenaline en koffie, maar nu voelt ze zich leeg en uitgeput.
Ze pakt het dekbed dat ze zolang over Lientje had heen gelegd onder haar arm en gaat naar binnen; ze maakt een kop thee voor zichzelf en smeert een paar beschuiten die ze met een laag suiker bestrooit.
Toen de ambulance arts vroeg wat er gebeurd was, had Jo gejokt dat ze Lientje had gebeld omdat ze was uitgegleden. Het was maar gelukkig, vond hij, dat zij overeind had kunnen komen om hulp voor haar nichtje in te roepen.
De arts en de ambulancebroeders hadden zich verbaasd over de ijslaag op het pad… maar Jo vertelde niet hoe dat was gekomen; ze had zich van de domme gehouden.
Lientjes auto is op de inrit voor de garage blijven staan en Jo heeft niets aangeraakt.
Ze wacht op Gerrit. Zodra hij haar bericht ziet, zal hij zeker contact opnemen.
Ze gaat open kaart met hem spelen; Lientje is in de kuil gevallen die ze voor haar, Jo, gegraven had. De draad kan ze misschien beter buiten beschouwing laten?
Jo reflecteert het gebeurde; ze kan het niet loslaten. Ze probeert te bedenken of er enige balans is tussen de daden van Lientje en haar eigen inbreng in het uiteindelijke drama. Wilde ze haar dood hebben? Nee, natuurlijk niet. Maar ze wilde haar wel zodanig uitschakelen dat ze haar, Jo, geen kwaad meer zou kunnen doen. Lientje wilde haar aanvallen en zij heeft erger voor zichzelf weten te voorkomen. Ze wil niet naar de gevangenis omdat ze zich met succes tegen die vrouw heeft verdedigd. Desondanks wordt ze gekweld door een gevoel van schuld; dat gevoel zit hem in het draadje. Ze prent zich in dat het maar weinig had gescheeld of zij was per ambulance afgevoerd. Maar ze raakt dat knagende gevoel niet kwijt. Kwam Gerrit nu maar… Ze zal pas rust krijgen als ze het hele verhaal eerlijk heeft opgebiecht.
Pas in de loop van de volgende middag stapt Gerrit in een wolk van vrieskou de keuken binnen.
Het heeft nog steeds niet gesneeuwd, en toch ligt daar die ijslaag op het tuinpad.
Tante ziet er verloren en verdrietig uit. Pas getest negeert hij corona om zijn tante een troostknuffel te geven, mikt zijn jas over een stoel en zet een andere dicht naast Jo. “Het is allerjezus koud!’ meldt hij retorisch. Dan legt hij zijn hand over die van Jo en kijkt haar aan. ‘Ik ben naar het ziekenhuis geweest, naar Lientje, maar zij wist niets te vertellen. Wilt u me alstublieft uitleggen wat er aan de hand is?’ Hij kijkt haar vragend aan. ‘Wat is er toch gebeurd? Ze is lelijk gevallen! En hoe komt al dat ijs op het pad? Ik moest oppassen om niet uit te glijden.’
Jo maakt twee bekers koffie en gaat bij hem zitten.
‘Ik wil het heel graag allemaal aan jou vertellen.’ Ze knikt hem toe. ’Zodra jij naar Engeland was vertrokken, kwam Lientje op bezoek. Ze deed aardig, vroeg of ik me redden kon en of ik niet bang was alleen in huis… ze at een kom soep mee en vroeg of ik wel eens overwoog om in de stad te gaan wonen, bijvoorbeeld in zo’n appartement als dat van jullie.’ Ze neemt een slok van haar koffie. ‘Ik heb het hier naar mijn zin en wil niet in de stad wonen en toen ik dat zei wilde ze dat ik met haar mee naar Doetinchem zou gaan. Het was zo leuk in de stad met lichtjes en weet ik wat allemaal verder.. enfin, ik had daar echt geen zin in en toen was ze beledigd volgens mij.’
Jo staat op. ‘Trek je jas aan, dan zal ik je laten zien hoe het is gegaan.’ Ze trekt haar laarzen aan en loopt voor Gerrit uit naar buiten. Ze gaat eerst de garage binnen. ‘Kijk,’ wijst ze, ‘Hier heb ik mijn noodvoorraad. En daar stonden een aantal van die grote pakken water. Toen ze wegging wilde ik de buitendeur afsluiten en toen zag ik haar de garage binnengaan en ze liep weg met al mijn waterpakken. Het duurde even voor ik haar hoorde wegrijden en toen heb ik de zaklantaarn gepakt en ben gaan kijken wat ze gedaan had en toen zag ik dat ze heel veel water over het straatje had gegoten. Ze weet dat ik al vroeg, voordat het licht is over dat pad kom om de krant uit de brievenbus te halen en het loopt schuin… nou ja, het is nu nog licht, maar als je niet weet dat er ijs ligt en het is nog donker, dan kun je een lelijke smak maken.’ Jo loopt de garage uit, over het bevroren straatje: ‘Kijk maar eens in haar auto,’ wijst ze. ‘Ik heb niets aangeraakt. Mijn pakken liggen er nog in en ook een waterfles.’
Gerrit opent het portier en pakt een van de pakken… leeg. Hij pakt een andere… ook leeg.
Even legt hij zijn beide handen in verbijstering op zijn hoofd; ongelovig staart hij Jo aan. ‘Dit is niet te geloven…’ Hij knalt het portier dicht. ‘Maar… hoe komt het dan dat ze zo gevallen is? Als zij toch wist hoe glad en gevaarlijk dit straatje is?’
Dit is het moment dat Jo gevreesd heeft; ze kijkt hem bedrukt aan. ‘Laten we alsjeblieft naar binnen gaan.’ Ze onderdrukt een rilling. ‘Dan zal ik je de rest vertellen.’
Jo doet haar jas en laarzen uit en trekt haar stoel een beetje bij Gerrit vandaan. Ze ziet erg bleek. Gerrit is bezorgd om haar; hij negeert haar afstandelijkheid, schuift naar haar toe en pakt haar handen. Die zijn ijskoud. Hij wrijft haar handen en zegt: ‘Rustig maar, u bent nog heel. Wilt u misschien een glas water of een kopje thee?’ ‘Nee jongen, ik wil eerst de rest vertellen en dat ga je niet fijn vinden.’
Jo zucht eens diep en kijkt hem aan. ‘Ik heb ook wat gedaan. Ik dacht dat Lientje mij expres een ongeluk wilde aandoen en toen heb ik iets teruggedaan… Ik dacht: Laat haar maar eens flink op haar kont vallen, dan heeft ze haar verdiende loon…!’ Tranen lopen over haar wangen. ‘Ik wilde niet dat ze iets zou breken en dat het zo erg met haar zou aflopen, alleen maar dat ze koek van eigen deeg zou krijgen.’
Bij Gerrit gaan alle alarmbellen af, maar hij houdt zich rustig. ‘Vertel het nou maar… wat heeft u gedaan?’ Jo staat op en haalt het draad uit de zak van haar jas. Ze geeft het aan Gerrit en eindelijk bekent ze: ‘Ik heb dit stuk draad over het straatje gespannen en toen heb ik Lientje gebeld en gezegd dat ik was uitgegleden. Vijf minuten later was ze er al en toen viel ze heel hard over de draad.’
Gerrit ademt zwaar. Inwendig vliegen zijn emoties alle kanten op. Hij weet zich echter te beheersen. Hij kijkt naar het oude intens verdrietige gezicht van de tante die hem altijd heeft overladen met liefde en zorg. Hij proeft haar angst dat hij zich van haar zal afkeren, wellicht voorgoed…
‘En verder?’ vraagt hij. ‘Verder niks.’ Zegt Jo. ‘Moet ik naar de gevangenis denk je?’
Ondanks alles glimlacht Gerrit. Hij schudt zijn hoofd. ‘Heeft u strooizout?’ vraagt hij. ‘Dan zal ik dat over het straatje strooien voor er nog meer ongelukken gebeuren.’
Eenmaal buiten laat Gerrit het hele verhaal van zijn tante nog eens aan zijn geestesoog voorbijgaan. Hij kijkt nog eens in de auto en voelt aan alle pakken dat ze echt helemaal leeg zijn. Hij werpt ze in de daarvoor bestemde bak en gaat op de bestuurdersstoel zitten, speurend naar de autosleutels. Er ligt een sjaal op de passagiersstoel… Hij kijkt er onder en heeft het gevoel dat hij een dreun tegen zijn borst krijgt. Onder de sjaal, tussen een paar mondkapjes en plastic handschoenen ligt zijn honkbalknuppel…
Hij heeft nu het verhaal van de kant van tante gehoord. Toen hij bij Lientje was, kon of wilde zij niets zeggen. Ze heeft een hersenschudding en volgens de verpleegkundige kan dat soms tot tijdelijk geheugenverlies leiden.
Het restje strooizout zet hij terug in de garage. Hij wil naar huis.
Voordat hij gaat, loopt hij nog even bij Jo binnen. Hij vertelt niets over zijn vondst. ‘Het is een heftig verhaal dat u me heeft verteld,’ zegt hij. ‘Daar ga ik een nachtje over slapen en ik hoop dat u dat ook gaat doen. Zal ik een glas wijn voor u inschenken voor ik ga?’ Hij zet het glas voor haar neer en tegen alle corona regels in bukt hij zich om haar een kus op haar wang te geven. ‘Geen zorgen voor morgen tante, alles komt goed,’ zegt hij hartelijk. ‘U ziet mij morgen rond koffietijd.’
Thuisgekomen valt het hem op dat overal lampen branden; in de hal en de keuken, slaapkamer en zelfs op zijn kantoor, waar de kastdeur op een kier staat en de lade van zijn bureau is open geschoven… Even denkt hij dat er is ingebroken, maar bij nadere inspectie blijken deuren en ramen in orde te zijn. De inhoud van de lade ligt op het bureau… ‘Laat het alsjeblieft niet waar zijn…’ schiet het door hem heen… maar het is wel waar... En bovenop ligt het testament waarin beschreven staat dat hij de enige erfgenaam van zijn tante is. Daar gaat het dus allemaal om.
Een kille woede maakt zich van hem meester. Morgen gaat hij opnieuw naar het ziekenhuis om te kijken of Lientje haar geheugen weer terug heeft. De ontdekking dat zijn vriendin gewacht heeft tot hij de deur uit was om vervolgens op haar gemak op zoek te gaan naar zijn persoonlijke documenten en dat ze in zijn kantoor in zijn papieren aan het rommelen is geweest, ondermijnt zijn vertrouwen. Omdat die bureaulade altijd op slot zit heeft ze eerst de sleutel moeten zoeken. Daarom staat die kast open begrijpt hij. Maar het allerergste is de aanval op tante…
Het beeld van Lientje, weerloos en breekbaar in het ziekenhuisbed dringt zich aan hem op. Hij duwt het weg en nu doemt het beeld op van tante Jo. De mengeling van verdriet, verontwaardiging en angst op haar gezicht beroert hem diep. Hij voelt dat zijn tante de waarheid heeft gesproken en Lientje, hoe zielig ze er ook bij ligt, vertrouwt hij voor geen meter meer nu hij ‘het voorwerk’ gezien heeft dat ze gedaan heeft.
Gerrit bergt de papieren op en doet de lade weer op slot. De sleutel van het bureau gaat aan zijn al te volle sleutelbos.
De volgende dag wandelt hij naar Laag Keppel. Hij komt de auto ophalen en die zal hij zolang in Doetinchem in een garagebox zetten. De wandeling doet hem goed. Muizenissen verdwijnen en wat blijft zijn de kale feiten en dat schept duidelijkheid.
Jo zit in spanning op hem te wachten.
‘Heb je de politie al gewaarschuwd?’ Is het eerste dat ze vraagt zodra hij binnen is. Zij ziet wit en heeft kringen onder haar ogen.
‘Nee lieverd,’ zegt hij, ‘dat gaan we niet doen.’ Hij pakt de bekers en schenkt koffie in. ‘Vanmiddag ga ik bij Lientje op bezoek en dan hoop ik haar kant van het verhaal te horen. Ik wil het hele gebeuren graag onder ons houden en neem maar van mij aan dat Lientje er ook niet op zit te wachten om een verklaring af te leggen bij de politie.’
Als Gerrit in het ziekenhuis aankomt wordt hij aangesproken door een verpleegkundige, die hem laat weten dat zijn partner naar huis kan. Haar heup is geopereerd, haar beide polsen zitten in het gips en de hersenschudding blijkt gelukkig mee te vallen.
Gerrit is verbaasd, maar begrijpt dat er wordt geworsteld met het aantal bedden vanwege de laatste corona uitbraak.
Hij belt haar ouders en vindt hen bereid om hun dochter op te halen.
Als dat geregeld is stapt hij de zaal op. Lientje ziet er een stuk beter uit, maar weigert ook maar een van zijn vragen te beantwoorden.
Niet veel later wandelt hij het ziekenhuis uit in de wetenschap dat hij geen vriendin meer heeft. En dat is voor nu een opluchting.
Diep van binnen beseft hij dat hij nog niet van haar af is…
6 Reacties
Marieke
Geweldig geschreven! Met oplopende spanning. Ik hoop dat er gauw een vervolg komt.
Maartje
Wat geweldig geschreven! Zo spannend... Zo benieuwd hoe het verder gaat... Lees graag het vervolg!
Hennie
wat een prachtig verhaal, ik boop dat er nog een vervolg komt.
E.romein-Reiber
Heel mooi geschreven, wie weet komt er een vervolg, zou mooi zijn!
Gert
Wat een mooi vervolg op deel een (1). ik heb met oplopende spanning gelezen. Nu het vervolg nog. SPANNEND !!!
Jolanda Kerk
Geweldig, ik kan niet wachten op het/een vervolg!